Skip to content

Dutch vocabulary for english learners including verbs, adjectives/adverbs and nouns

Notifications You must be signed in to change notification settings

bzdgn/dutch-vocabulary

Folders and files

NameName
Last commit message
Last commit date

Latest commit

 

History

29 Commits
 
 
 
 

Repository files navigation

Dutch Vocabulary For English Learners

These are my vocabulary notes while I'm learning Dutch. I find it useful for others thus, I've created this repository. I hope that especially expats in Netherlands find this repository useful.

TOC

0 Introduction

This repository consist of three parts. First part consists of Adjectives and Adverbs list, the second part consists of nouns and third part consists of verbs.

Notify that every noun is saved with the article, because you need to learn every noun in dutch with article. I'll update this repository as I progress.

TIP: Please note that it would be better to study this repository in addition with my other dutch language related repositories;

Go back to TOC

1 Adjectives And Adverbs

dutch meaning english meaning
aan on
af off
afgelopen last, past, finished
aardig nice
achter behind
al already
alle all the ..., all
alleen only, alone
allemaal all of them, everybody, everything, altogether
allerlei all kinds of
alles everything, anything
altijd always
arm poor
behalve except
bijna almost
binnen inside
binnenkort shortly
blauw blue
blij happy
boos angry
boven above, upstairs
bruikbaar useful
bruin brown
buiten outside
daar there
dik fat
donker dark
door through
druk busy, crowded
dun thin
duur expensive
eerlijk fair, fairly, honest, honestly
eng scary
erg very much / severe, terrible, awful
fluwelen velvet (substance)
fout wrong, incorrect
geel yellow
gelukkig happy, happily
genoeg enough
gewoon just(adv), regular, ordinary, normal(adj)
gezellig cozy
gisteren yesterday
glad slippery
goed good
goedkoop cheap
gouden golden (substance)
graag gladly, willingly
grijs gray
groen green
groot big, large, tall
jarig having one's birthday (Hij is jarig)
hard hard
hartstikke extremily, (awful)
heel very/much
heerlijk delicious
hele whole
hier here
hoog high
iedereen everyone, everybody, anyone
iemand somebody, someone, anybody
iets something
in in
interessant interesting
kartonnen cardboard (karton) (substance)
klein small
kleurrijk colourful
knap good looking
kort short
koud cold
laag low
laat late
lang long, tall
langzaam slow
leeg empty
lekker tasty, yummy
lelijk ugly
leuk nice
licht light
lief sweet, cute, lovely
maar but, only, just
meestal mostly, usually
men one (=ieamand), they
met with
moe tired
moeilijk difficult
mooi beautiful
morgen tomorrow
na after
nieuw new
nog yet
nog steeds still
nogal quite
nu now
nuttig helpful, useful
onder below
oneindig infinite, endless
ongeveer about, approximately
ongezellig not cozy
ontzettend appallingly, incredibly
onvoldoende insufficient
onzijdig neutral
op on
op dit moment at the moment
oranje orange
oud old
paars purple
pas only
plat flat
prachtig splendid, marvelous, gorgeous
redelijk reasonable
regelmatig regularly
religieus religious
rijk rich
romantisch romantic
rond round, around
rood red
rose pink
rustig quiet
saai boring
samen together
schoon clean
slecht bad
slim smart
snel fast, quick, rapid
sommige some
soms sometimes
spannend exciting
sporadisch sporadically
stom stupid
stout naughty
straks later
tijdens during
typisch typical
uit out, from
vaak often
vandaag today
vandaan from
veel much, many, a lot of
ver far
verliefd in love
verscheiden several, various
verschillend different, various
verschrikkelijk terribly
vies dirty
vol full
voldoende sufficient
volgend next
volgens according to
voor in front of, before
vorig previous
vroeger earlier, formerly, previously, back in the days
vreemd strange
vrij free
vuil dirty
warm warm
weinig few, not many, not much
wit white
zacht soft
zeer very/much
zelden rarely
ziek sick
zo so
zonder without
zuur sour
zwart black

Go back to TOC

2 Nouns

article dutch meaning english meaning
de aardappel potato
de aardbei strawberry
de aarde earth
de achternaam last name
de acteur actor
de actrice actress
het adres address
de afspraak appointment
de afwas dishes
de agenda agenda
het antwoord answer
de appel apple
de architect architect
de auto car
de avond evening
het avondeten dinner
de baas boss
de baby baby
het bad bath
de bakker baker
de bal ball
de ballon balloon
de banaan banana
de bank bank
het bed bed
het bedrijf company
de beer bear
de belofte promise
het bericht message
het bezoek visit
de bioscoop movie theater
het blad lief
het blauw blue
de bloem flower
de bloembol flower bulb
het bord plate, board (blackboard)
de boter butter
de boterham sandwich
de brief letter
het boek book
de boer farmer
de bol bulb
de boodschap message
de boom tree
het bos forest
de bril pair of glasses
de broek pants
de broer brother
het brood bread
de bruine brown
het buitenland abroad
de bus bus
de buurman neighbor (man)
de buurt neighbourhood
de buurvrouw neighbor (woman)
het café (cafe) cafe
de camera camera
de cd cd
het conservatorium conservatory
de courgette zucchini
de crimineel criminal
de cursus course
de dader perpetrator
de dag day
de datum date
het decennium decade
de deur door
het dier animal
de docent teacher
de dochter daughter
de dokter doctor
de doos box
het doosje (little box, turkce: kap)
het dorp village
de douche shower (dus)
de duif pigeon
de eend duck
de eerlijkheid honesty
het ei egg
het eiland island
het einde end (formal)
het eind end, short length, travel distance (informal)
het elftal team (football team)
het eten food
het examen exam
het excuus excuse
de familie family
het feest party
de fiets bike
de film film/movie
de fles bottle
het fluweel velvet
de foto photo
de fout error, mistake
de gans goose
de gast guest
het gedicht poem
het geel yellow
het geld money
het geluid sound
de getuige witness
het gezicht face
het gezin family (main)
het glas glass
het goed goods (singular)
de goederen goods (use this form)
het goud gold
de groene green
de groente vegetable
de grond ground
de hamburger hamburger
de hand hand
het heelal universe
het hek fence
de helft half
het hemd shirt
de herfst autumn
het hert deer
de hobby hobby
het hok animals shelter (cage)
de hoed hat
de hoek corner
de hoeveelheid quantity, amount
de hond dog
de honger hunger
het hoofd head
het hoofdkantoor head office
de hoorn horn
het horloge watch
het hout wood
het huis house
het huiswerk homework
het idee idea
het ijs ice
het ijsje icecream
het ijzer iron
de informatie information
het jaar year
de jas jacket
de jongen boy
de jurk dress
de kaart map
de kaas cheese
het kalf calv
de kamer room
de kantine canteen
het kantoor office
de kapper hairdresser
het karton cardboard
de kast wardrope, closet
de kat cat
het kind child
de kip chicken
het kleinkind grandchild
de kleren clothes
de kleur color
de klok clock
de klomp clog
de koe cow
het koekje cookie
de koffie coffee
de kok cook
het konijn rabbit
de koning king
de koningin queen
het koor choir
de kracht power
de krant newspaper
de krab crab
de kroeg pub
de kunst art
de kus kiss
het kussen pillow
de kwart quarter
de lamp lamp
het land land
het landschap landscape
het lawaai noise
de lente spring
de lepel spoon
de les lesson
het leven life
de letterkunde literature
het licht light
het lid member
het lied song
het liedje song
het lidwoord article
de lijn line
de maaltijd meal
de maand month
de macht power
de man man
de mand basket
de map folder (computer folder, directory also)
de markt market
de medicus doctor, physician
de meid maid
het meisje girl
de melk milk
de meneer sir, mister
de mens human
de mensen people
het menu menu
het mes knife
de mevrouw madame, lady
het middageten lunch
de minuut minute
het model model (model)
de modem modem
de moeder mother
het moment moment
de morgen tomorrow
de muis mouse
het museum museum
de musicus musician
de muziek music
de nacht night
de naam name
de neus nose
de neushoorn rhinoceros
het niveau level
het nummer number
de ochtend morning
de oefening exercise
de olifant elephant
de omelet omelet
het ondergoed underwear
het onweer thunderstorm
het oog eye
het oor ear
het oranje orange
het orkest orchestra
de ouder parent
het paard horse
de paarse purple
de pad toad
het pad path
de pagina page
het pak suit
? pakje ? (package ?)
de pakket package, packet
het papier paper
de paraplu umbrella
het park park
de pauze break, pause
de pen pencil
de peper pepper
de persoon person
de pet cap
de plaats place
het podium stage
de politicus politician
de politie police
de pop doll
de prins prince
de prinses princess
de provincie province
de raaf raven
het raam window
de rechter judge
de reden reason
de regel rule
de regen rain
de rekening bill
het resultaat result
de richting direction
de rijst rice
de ring ring
het rode red
de rok skirt
de rose rose
de roze pink
het rund cow, bovine, idiot
het sap juice
het schaap sheep
de schaar scissors
de schat treasure, honey, darling
de schijn shine
het schild shield
het schilderij painting
de schildpad turtle
het schip ship
de schoen shoe
de school school
de schrijver writer
de schuur daily use: bike shed, etymological: barn (ahir, ambar),
de sinaasappel orange
het slapen sleeping
de sleutel key
het slot lock
de smartphone smartphone
het snoep candy (also de snoep het/de snoep)
de soep soup
de sok sock
de speeddate speeddate
het spel game, playing (musical)
het spelletje game
de spin spider
de sportschool gym
het spul stuff, junk
de spullen stuff(plural)
het staal steel
de staart tail
de stad city
de stamppot stamppot (dutch food)
de stem voice
de steen stone
de stoel chair
de straat street
de straf punishment
de student student
de suiker sugar
de supermarkt supermarket
de taal language
de taart pie
de tablet tablet (pad)
de tafel table
de tand tooth
de tandarts dentist
de tarwe wheat
de tas bag
de taxi taxi
het teken sign
de tekening drawing
de tekst text
de telefoon telephone
de televisie television
het theater theatre
de thee tea
de tijd time
het tijdschrift magazine, journal
de toets button, key, test
de tomaat tomato
de trein train
de trui sweater
de tuin garden
de tv tv
de uil owl
de uitroep exclamation
het uitroepteken exclamation point
de universiteit university
het uur hour
de vaas vase
de vakantie vacation, holidays
het varken pig
de vegetariër vegetarian
het Verenigd Koninkrijk the UK
de Verenigde Staten the USA
de vergelijking comparison
het verhaal story
de verjaardag birthday
de verpleegkundige nurse
de verrassing surprise
de vis fish
de vlag flag
het vlees meat
de voet foot
de vogel bird
het volk folk, people
de volwassene adult
de voornaam first name
het voorstel proposal
de vork fork
de vraag question
de vrachtwagen truck
de vriend friend
de vriendin girl friend
de vrouw woman
de waarschijnlijkheid probability
het water water
de week week
het weer weather
de was laundry
de waslijn clothes line
de weg way
de wei pasture, meadow (otlak), grass
het weekend weekend
de wereld world
het werk work
de wijn wine
de winkel shop
de winter winter
de witte white
de wol wool
de wolf wolf
de woning dwelling, home, flat
de woonkamer living room
het woord word
de workshop workshop
de wortel carrot
het zand sand
de zanger singer
de zangeres singer
de zee sea
het zeeniveau sea level
het ziekenhuis hospital
de zijde silk
het zilver silver
de zin sentence
de zomer summer
de zon sun
de zoon son
de zonneschijn sunshine
het zout salt
de zus sister
het zwart black

Go back to TOC

3 Verbs

dutch infinitive present perfect past singular past plural english meaning
aankomen ben aangekomen kwam aan kwamen aan to arrive
aanvaarden heb aanvaard aanvaardde aanvaardden to accept (for ex: accepting excuses)
achtervolgen heb achtervolgd achtervolgde achtervolgden to chase, to pursue
afmaken heb afgemaakt maakte af maakten af to finish up, to finish off
afspreken heb afgesproken sprak af spraken af to arrange
afwassen heb afgewassen waste af wasten af to wash off the dishes
antwoorden heb geantwoord antwoordde antwoordden to answre
autorijden heb autogereden reed auto reden auto to drive car
bakken heb gebakken bakte bakten to bake
beginnen ben begonnen begon begonnen to begin
bellen heb gebeld belde belden to call (by phone), to bell
beloven heb beloofd beloofde beloofden to promise
bestaan heb bestaan bestond bestonden to exist
bestellen heb besteld bestelde bestelden to order
betalen heb betaald betaalde betaalden to pay
bezoeken heb bezocht bezocht bezochten to visit
bezorgen heb bezorgd bezorgde bezorgden to deliver
blijven ben gebleven bleef bleven to stay, to remain
boeken heb geboekt boekte boekten to book, to reserve
breken heb gebroken brak braken to break
brengen heb gebracht bracht brachten to bring
dansen heb gedanst danste dansten to dance
delen heb gedeeld deelde deelden to share
denken heb gedacht dacht dachten to think
dichtdoen heb dichtgedaan deed dicht deden dicht to close
doen heb gedaan deed deden to do
doorlopen heb doorgelopen liep door liepen door to keep going, to move on, to continue
dragen heb gedragen droeg droegen to wear, to carry
drinken heb gedronken dronk dronken to drink
drogen heb gedroogd droogde droogden to dry
duwen heb geduwd duwde duwden to push
eten heb gegeten at aten to eat
feliciteren heb gefeliciteerd feliciteerde feliciteerden to congragulate
fietsen heb gefietst fietste fietsten to bike
gaan ben gegaan ging gingen to go
gebruiken heb gebruikt gebruikte gebruikten to use
geloven heb geloofd geloofde geloofden to believe
genieten heb genieten genoot genoten to enjoy
geven heb gegeven gaf gaven to give
haasten heb gehaast haastte haastten to hurry (zich)
halen heb gehaald haalde haalden to fetch, to get
hangen heb gehangen hing hingen to hang
hebben heb gehad had hadden to have
helpen heb geholpen hielp hielpen to help
herhalen heb herhaald herhaalde herhaalden to repeat
herinneren heb herinnerd herinnerde herinnerden to remember (zich)
heten heb geheten heette heetten to be named, to be called
horen heb gehoord hoorde hoorden to hear
houden heb gehouden hield hielden to keep
houden van heb gehouden van hield van hielden van to love
hopen heb gehoopt hoopte hoopten to hope
inschrijven heb ingeschreven schreef in schreven in to register
invullen heb ingevuld vulde in vulden in to fill in
kennen heb gekend kende kenden to know
kijken heb gekeken keek keken to look / to watch
koken heb gekookt kookte kookten to cook
komen ben gekomen kwam kwamen to come
kopen heb gekocht kocht kochten to buy
krijgen heb gekregen kreeg kregen to get, to receive
laten heb gelaten liet lieten to let
lenen heb geleend leende leenden to borrow
leren heb geleerd leerde leerden to learn, to teach
leven heb geleefd leefde leefden to live
lezen heb gelezen las lazen to read
liegen heb gelogen loog logen to lie, to tell lies
liggen heb gelegen lag lagen to lie, to be lying down
logeren heb gelogeerd logeerde logeerden to stay, to board, to lodge
lopen heb gelopen liep liepen to walk
luisteren heb geluisterd luisterde luisterden to listen
maken heb gemaakt maakte maakten to make
meenemen heb meegenomen nam mee namen mee to take along, to carry off/along
missen heb gemist miste misten to miss
nakijken heb nagekeken keek na keken na to check, to review
nemen heb genomen nam namen to take
noteren heb genoteerd noteerde noteerden to note, to write down
oefenen heb geoefend oefende oefenden to exercise, to practice, to train
omschrijven heb omschreven omschreef omschreven to describe
ondervragen heb ondervraagd ondervroeg ondervroegen to interrogate
ontmoeten heb ontmoet ontmoette ontmoetten to meet, to encounter
opendoen heb opengedaan deed open deden open to open
openen heb geopend opende openden to open
opletten heb opgelet lette op letten op to pay attention
opruimen heb opgeruimd ruimde op ruimden op to clean up
opstaan ben opgestaan stond op stonden op to get up
organiseren heb georganiseerd organiseerde organiseerden to organize
overtuigen heb overtuigd overtuigde overtuigden to convince
parkeren heb geparkeerd parkeerde parkeerden to park
praten heb gepraat praatte praatten to talk
proberen heb geprobeerd probeerde probeerden to try, to attemp
reizen heb gereisd reisde reisden to travel
regenen heb geregend regende regenden to rain
regeren heb geregeerd regeerde regeerden to govern, to rule
repareren heb gerepareerd repareerde repareerden to repair
rijden heb gereden reed reden to ride
rinkelen heb gerinkeld rinkelde rinkelden to ring, to make ringing sound
roepen heb geroepen riep riepen to call, to summon, to shout, to cry
roken heb gerookt rookte rookten to smoke
rollen heb gerold rolde rolden to roll
schamen heb geschaamd schaamde schaamden to be ashamed (zich)
scheren heb geschoren schoor schoren to shave
schilderen heb geschilderd schilderde schilderden to paint
schreeuwen heb geschreeuwd schreeuwde schreeuwden to scream, to yell
schrijven heb geschreven schreef schreven to write
schrikken ben geschrokken schrok schrokken to scare
slapen heb geslapen sliep sliepen to sleep
sluiten heb gesloten sloot sloten to close
smaken heb gesmaakt smaakte smaakten to taste
snijden heb gesneden sneed sneden to cut
sparen heb gespaard spaarde spaarden to save up (money)
spelen heb gespeeld speelde speelden to play
spreken heb gesproken sprak spraken to speak
slaan heb geslagen sloeg sloegen to beat, to hit
staan heb gestaan stond stonden to stand
stellen heb gesteld stelde stelden to position, to state, to put forward
studeren heb gestudeerd studeerde studeerden to study
sturen heb gestuurd stuurde stuurden to send
tennissen heb getennist tenniste tennisten to play tennis
tonen heb getoond toonde toonden to show (in UI, computers)
trachten heb getracht trachtte trachtten to attempt
trekken heb getrokken trok trokken to pull
trouwen ben getrouwd trouwde trouwden to marry
twijfelen heb getwijfeld twijfelde twijfelden to doubt
uitgaan ben uitgegaan ging uit gingen uit to go out
uitrusten heb uitgerust rustte uit rustten uit to rest
vallen ben gevallen viel vielen to fall, to begin
verbergen heb verborgen verborg verborgen to hide (in UI, computers)
verdelen heb verdeeld verdeelde verdeelden to distribute/ to divide (ulestirmek)
verdienen heb verdiend verdiende verdienden to earn, to deserve
vergeten heb vergeten vergat vergaten to forget
vergissen heb vergist vergiste vergisten to make self mistake (zich)
verhuizen heb verhuisd verhuisde verhuisden to move from one residence to another
verkopen heb verkocht verkocht verkochten to sell
verlangen heb verlangd verlangde verlangden to long for, to desire, to be longing for
vertellen heb verteld vertelde vertelden to tell
vertrekken ben vertrokken vertrok vertrokken to depart, to leave
vertrouwen heb vertrouwd vertrouwde vertrouwden to trust
verslikken heb verslikt verslikte verslikten to choke, to swallow wrong (zich)
verspreken heb versproken versprak verspraken to misspeak (zich)
vervelen heb verveeld verveelde verveelden to be bored (zich)
verven heb geverfd verfde verfden to paint
vervoeren heb vervoerd vervoerde vervoerden to transport, to travel
vieren heb gevierd vierde vierden to celebrate
vinden heb gevonden vond vonden to find
vluchten heb gevlucht vluchtte vluchtten to flee
volgen heb gevolgd volgde volgden to follow
voltooien heb voltooid voltooide voltooiden to complete, to finish
vragen heb gevraagd vroeg vroegen to ask
vullen heb gevuld vulde vulden to fill
wachten heb gewacht wachtte wachtten to wait
wandelen heb gewandeld wandelde wandelden to walk
wassen heb gewassen waste wasten to wash
wegbrengen heb weggebracht bracht weg brachten weg to carry away
werken heb gewerkt werkte werkten to work
weten heb geweten wist wisten to know
wonen heb gewoond woonde woonden to live (in a place)
worden ben geworden werd werden to become
zien heb gezien zag zagen to see
zijn ben geweest was waren to be
zingen heb gezongen zong zongen to sing
zitten heb gezeten zat zaten to sit
zorgen heb gezorgd zorgde zorgden to care
zwemmen heb gezwommen zwom zwommen to swim

Go back to TOC

Releases

No releases published

Packages

No packages published